Schuine ogen knipogen naar de toekomst,
binnensmonds mompel ik haar naam.
Verlegen stiltes in een oase van taal,
fluisterend wandelt ze over mijn vragen
Ingehouden verlangen murmelt
in een uitgesleten stenen bedding.
De stroom zwelt gestadig aan,
gevoed door een verdrietige rivier van onzichtbare tranen
Af en toe bespeelt ze mijn verlangen
naar eigen lof en zelfverheerlijking.
Af en toe besprenkelt ze mijn verstand
Met goudkorrels en karmendijs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten