donderdag 26 april 2012

Sonnet 125


’s Nachts en vroeg ’s morgens leef ik in de eigenheid van mijn eigen geest
door een onuitputtelijke slapeloosheid voortgedreven naar het denken
dan herlees ik mijn favoriete filosofen en beluister ik mijn muziek bedeesd
van Marx over Nietzsche, tot Adele en Depeche Mode, een aandenken
aan nachtelijke overpeinzingen hoop ik neer te schrijven als een kwelgeest
in een gedicht zo briljant dat het de geesten wel moet krenken
met beelden en metaforen, zo helder en kleurrijk als een Hindoefeest
iedereen wil wel herinnerd worden als iemand waaraan men wil terugdenken
ik ben jaloers op de grote ideeën die anderen hebben geproduceerd
ik probeer met de ogen, de oren en het hart te stelen
zonder mijn eigenheid in het gedrang te brengen
maar werd Nietzsche niet krankzinnig, alleen door moeder en zus beapplaudisseerd
leefde Marx niet in volstrekte armoede, met verbanningsbevelen
ik zal dan maar voor mijn megalomanie een symbolische traan plengen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten