zondag 24 juni 2012

Sonnet 195


Dromen zijn als de ondeugende kinderen van het complementaire duo dag en nacht
in de kindertijd zijn ze vaak nat, in de puberteit sporadisch ook door een orgasme
sommige lichten een tipje van de sluier op, zijn voorspellend, van een kracht
afkomstig amper in woorden te vatten, andere zijn dubbel, als een pleonasme
van herkenbare gevoelens, de wederkerende boodschap als in een leeropdracht
bepaalde zijn speels, jeugdig of vrolijk, vervuld van een enthousiasme
dat nog nagloeit na je opstaan en je een opgewekt gevoel bezorgt, het leven minacht
de donkerste zijn angstaanjagend, zinderen nog na in je wakend bestaan, sarcasme
van de bovenste plank, die een benevelde geest de kast opjagen als een muis,
maar de meeste zitten ergens tussenin en zijn gelukkig vergeetachtig
als het geheugen van een vroegdementerende schrijver, die zijn greep
op de werkelijkheid verliest, en slechts gelukkig is in zijn dromen waar de ruis
van de realiteit hem niet kan storen, dromen zijn soms halfslachtig
het duiden ervan voer voor Jungiaanse psychologen in een pak met krijtstreep

Geen opmerkingen:

Een reactie posten