Ik ben net opgestaan na een
ongelooflijke hoestbui,
reutelend, hoestend, kuchend en
proestend
luid ik de nieuwe dag in, als
een ouderwetse
mijnwerker die zijn stoflong
koestert
Mijn keel en stem zijn hees en
prikkelbaar,
alsof een naaktslak een
glinsterend spoor
van kriebelingen trekt dwars
over mijn keel
mijn stem is die van een
doorrookte jazzzangeres
die het zingen combineert met
een whisky- en sigarettenverslaving
De eerste storm is gaan liggen,
ik kuch nog wat na
als een oude kolenkachel die net
is opgepookt
mijn keel jeukt nog na, ik zet
mijn imitatie
van een bassende hond voort met
veel begeestering
ik spits mijn vingers en reik
begerig naar een
eerste sigaret, terwijl een
nieuwe golf mijn
geteisterde borstkas doet
samentrekken en
mijn adem piepend een uitweg
zoekt
Geen opmerkingen:
Een reactie posten