De Nederlandse dichters sterven uit
na Komrij verwisselt ook Kopland
het tijdelijke voor het eeuwige.
Kopland was
een genie in het sfeerscheppen, zonder
intellectuele snoeverij woorden aaneenbreien
tot fantastische tafereeltjes.
Kopland was slim,
en hoefde zijn slimmigheid niet te
bewijzen tot verveling van de lezer.
Ik ben een grote fan van Kopland,
en van zijn bescheidenheid.
Ik wil als Kopland mijn muze bezingen,
zonder te vervallen in overdreven vleierij,
doe maar al gewoon, das al apart genoeg.
Geen casanova’s of don juans als souffleur,
maar eerlijkheid en verwondering
over de schoonheid van het gewone.
Absolute schoonheid zien in de imperfectie,
De geliefde bezingen als Aphrodite
De vraag wie ze is
Intussen huist ze al zo lang in mijn hoofd
en al zo bijna overal - maar wie ze is
en al zo bijna overal - maar wie ze is
een zinloze vraag, je zoekt in je herinneringen
naar iets onvoorstelbaars, ik weet het, maar
ook zinloze vragen vragen een antwoord
naar iets onvoorstelbaars, ik weet het, maar
ook zinloze vragen vragen een antwoord
eigenlijk is ze nog steeds die jonge vrouw
die ik ooit toevallig ergens tegenkwam
- maar wie ze is- in mijn hoofd
vind ik haar niet terug
die ik ooit toevallig ergens tegenkwam
- maar wie ze is- in mijn hoofd
vind ik haar niet terug
er zijn momenten dat ik ineens weer weet
dat de mens eenzaam is, ook ik
dat de mens eenzaam is, ook ik
dat ik naar haar kijk en denk: zij daar
dat is ze, zo zichtbaar, zo sterfelijk
dat is ze, zo zichtbaar, zo sterfelijk
Rutger Kopland
uit: Wat water achterliet, (gedichtendagbundel)
G.A. Van Oorschot, Amsterdam 2004
uit: Wat water achterliet, (gedichtendagbundel)
G.A. Van Oorschot, Amsterdam 2004
Voorjaarsgedicht
Deze lente gaat het toch weer
over jou hoewel ik er langzaamaan
wel moe van ben
over jou hoewel ik er langzaamaan
wel moe van ben
moe van regen, wind, flarden
bedrieglijk blauw in de lucht,
vage beloften van het einde
van de kou.
bedrieglijk blauw in de lucht,
vage beloften van het einde
van de kou.
Ik weet wel dat ik toch weer
van je hou, maar moeizaam soms,
met dat doelloze
van je hou, maar moeizaam soms,
met dat doelloze
van vogels die er van lijken
te houden in regen en wind
te blijven rondhangen
boven het land.
te houden in regen en wind
te blijven rondhangen
boven het land.
Rutger Kopland
Uit: 'Het orgeltje van yesterday'.,
Van Oorschot, Amsterdam 1968
Uit: 'Het orgeltje van yesterday'.,
Van Oorschot, Amsterdam 1968
Onder de appelboom
Ik kwam thuis, het was
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten
was, de nacht kwam uit de aarde
een blauwer wordend licht hing
in de appelboom
een uur of acht en zeldzaam
zacht voor de tijd van het jaar,
de tuinbank stond klaar
onder de appelboom ik ging zitten en ik zat
te kijken hoe de buurman
in zijn tuin nog aan het spitten
was, de nacht kwam uit de aarde
een blauwer wordend licht hing
in de appelboom
toen werd het langzaam weer te mooi
om waar te zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
in het gras en verweg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom
om waar te zijn, de dingen
van de dag verdwenen voor de geur
van hooi, er lag weer speelgoed
in het gras en verweg in het huis
lachten de kinderen in het bad
tot waar ik zat, tot
onder de appelboom
en later hoorde ik de vleugels
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was
van ganzen in de hemel
hoorde ik hoe stil en leeg
het aan het worden was
gelukkig kwam er iemand naast mij
zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd.
zitten, om precies te zijn jij
was het die naast mij kwam
onder de appelboom, zeldzaam
zacht en dichtbij
voor onze leeftijd.
Rutger Kopland
uit: Onder het vee,
Van Oorschot, Amsterdam 1966
uit: Onder het vee,
Van Oorschot, Amsterdam 1966
Geen opmerkingen:
Een reactie posten