Ik allitereer armoedig
ik versluis de nakende nacht
de invallende duisternis
zo vroeg op de dag
de winter slaat terug, zo lijkt het wel
Wij kweten ons vergeten bezeten van ons geweten
laatdunkend laaghangende wolken
bespelen ons gemoed
Zonnekind, zomerkind, zonderling
kwijnende kwijtschelding
van onze schulden
van onze tranen
van ons
Laat ons de vrolijkheid van ons samenzijn
van je stralende lach
ik verblijf je lijf
zonder dralen
meedogenloos
zalig
Ach, broederloos venijn
vermiljoenen bloenm
laat me je twinkeling
je stralend
nijntje
zijn
Geen opmerkingen:
Een reactie posten