“De gruwel, de gruwel, de gruwel” parafraseerde sergeant Elliot een oude film over de
Vietnam-oorlog. Hij blikte ietwat
moedeloos in een kapotgeschoten straat, waar de skeletten van burgerwoningen de
moed ophielden. De muren zakten
troosteloos in elkaar, zwartgeblakerde gaten in ouderwetse herenwoningen. Soms ontbrak de voorgevel, soms de
achtergevel, een radio vermeldde triomfantelijk een nieuwe overwinning op de
aartsvijand, gevolgd door een vrolijk deuntje. Geërgerd schopte hij een rat
weg, die zich te goed deed aan de ingewanden van een kind dat in een groteske
houding over een stoel lag. Om enkel de
vlucht te nemen als onder het kind de rest van de rattenfamilie hem grijnzend
aanviel, grote blauwzwarte ratten, groot als een volgevreten knaagdier. Als er een overwinnaar was van de oorlog, dan
waren het de ratten wel. De soldaten
deden al lang geen moeite meer om lijken van de vijand te begraven. In minder dan een week waren de skeletten
kaalgevreten en leeggeplukt, waarna ze tenminste nog een spelletje voetbal
konden spelen, of Shakespeare konden naspelen, “Alas, poor Yorick”, hij schudde
het hoofd, niets zo vervreemdend als de meesterbard in een smerige oorlog, hoe
meer ze probeerden om het als thuis te laten voelen, hoe meer de heimwee een
gat in hun maag brandde. Sergeant Elliot
zocht en vond een rustig plekje om te eten, armoedig astronautenvoer dat naar
niets smaakte maar de maag vulde. Hij
kneep de zilveren tubes leeg in een hongerige mond, en dronk van zijn ijzeren
veldfles, het water smaakte metalig, maar net niet smerig genoeg om terug uit
te kotsen. Hij vulde de veldfles in een
lege keuken, waar een rijkelijke eiken keuken herinnerde aan betere
tijden. Na te wachten tot de bruine
smurrie was weggespoeld, klaterde het heldere water neer, en deed een moedige
poging de bloedvlekken te verwijderen die kleefden op het blauwgroene
marmer. Dit was echt de woning van een
rijke familie geweest, de jongen die nu avondvoer was voor de ratten keek hem
aan met lege uitgebluste ogen.
Waarschijnlijk was hij een plunderaar geweest uit een arme buurt, die
iets te vroeg was geweest, de schotwonden leken wel uit een ouderwetse Kalasjnikov
te komen. Sergeant Elliot bestudeerde
het van alle waardigheid ontdane lichaam nauwkeurig, terwijl de ingewanden van
de jongen een uitbundige dans leken te maken, een van de ratten deed zich
blijkbaar te goed aan het inwendige.
Sergeant Elliot kon een geeuw niet onderdrukken, maar dit was geen goede
plaats om te slapen. De kadavervreters
waren hem iets te bloeddorstig, ook een sergeant in rust zou wel eens een
uitstekende prooi voor hen zijn. Hij
stond zuchtend op, in een huis, in een stad waarvan hij altijd de naam vergat,
in een land met onbestaande grenzen, maar een goed betalende stam die zijn
rijkelijk loon kon betalen. De oorlog
was lucratief, hij had de adrenaline nodig, zijn bankrekening dikte alsmaar
aan, wat hem de luxe bood in zijn zeldzame vakanties de mooiste vrouwen te
entertainen. Sergeant Elliot keek naar
het kind, en droomde weg, van de wulpse vrouwen in Beirut tot het maken van een
laatste slag, de bronnen van de sjeiks zouden wellicht binnenkort opdrogen,
hoewel de steenrijke magnaten hier maar het oprapen lagen. Elliot maakte zich ongerust, hij hield niet
van losse eindjes, en zeker niet van leugenachtige sjeiks die hem naar de mond
praten met een gevorkte tong terwijl koude bruine ogen hem minachtend aankeken
en hem vervloekten. Hij hield het hier
al jaren vol, maar nooit werd hij aanzien als een gelijke. Na het vertrek van de Amerikanen, werd hier
goud geboden voor een goede soldaat.
Elliot had zijn kans geroken, en was gebleven en sinds het centrale
gezag was weggevallen, beschermde iedere krijgsheer afzonderlijk met een bende
huursoldaten zijn eigen stukje paradijs.
Het gemak waar hier over een paradijs werd gesproken, terwijl Elliot bij
zichzelf bedacht dat de hel waarschijnlijk dichter bij een waarachtige
omschrijving kwam. Maar dit was hun
land, hun bloed, hun eer, Elliot kon er enkel wel bij varen.
Met gillende banden over de geplaveide weg kwam een
splinternieuwe Jeep aangestormd, hij hoorde de sukkels al een kilometer voor de
snuit van hun machine de hoek omdraaide.
Jongemannen met baarden, amper 18, die hun parodie op de Jihad kwamen
voeren. Jongens in een kaftan, met voor hun uit de getuigen van de
allernieuwste machinerie. “Kanonnenvlees”
, dacht Elliot schouderophalend. Zolang
deze dwazen hun strijd voerden, was het kwestie van zich op de achtergrond te
houden. Ervaring was een kwaliteit die het de nieuwe militair ontbrak, als je
dit zootje ongeregeld een leger mocht noemen. Een spetterend vreugdevuur brak
uit, een modern oorlogswapen schoot schetterend in de lucht. Als de vijand al niet wist, dat ze zich
verscholen, was hun aankomst met een groot klaroengeschal aangekondigd. Elliot keek misprijzend naar de jongen die de
lucht in schoot, amper 17 schatte hij hem, met een dommig gelukzalige
blik. Oorlog was voor hen geen
realiteit, maar enkel een videospel, om te schieten op de ongewapende
bevolking. Kindsoldaten met hun aangeboren wreedheid, en angst, trouw en
tegelijkertijd onberekenbaar.
Achter hun jeep, werd het lichaam aangesleept van een man,
van wie het lichaam in de meest onmogelijke fysieke bochten was gewrongen. Het lichaam hotste en botste omhoog tot het
met een siddering tot stilstand kwam.
Achterin de jeep zat een jonge vrouw, met prachtige lange zwarte haren,
zij droeg een kleed dat obsceen omhoog gesjord was over haar dijen. In haar smekende stem, lag duidelijk de angst
en de haat verscholen. Elliot wist wat er nu ging komen, een ondervraging
zogenaamd. De aloude versie van
oorlogsbuit waar vrouwen enkel als gebruiksvoorwerp werden aanzien. Elliot knipoogde naar de jongens en deelde
vervolgens de alom bekende blauwe pilletjes uit. “Voor de grotere potentie” lachte
hij zonder sprekende ogen in een vanbuiten geleerd zinnetje in een voor hem
vreemd dialect. De vrouw trok bleek weg
en spuwde naar hem, wat haar meteen te staan kwam op een slag met de geweerkolf
tegen haar hoofd. Elliot wist dat hij
zijn troepen moest plezieren. De jongste
jongen werd voortgeduwd, eindelijk een kans om zijn mannelijkheid te
bewijzen. De jongen lachte schaapachtig,
maar ritste uiteindelijk zijn broek los. Hij legde zich op de vrouw en deed een
paar onwennige stoten. Een monotoon
gehijg weerklonk, afgewisseld door het schreeuwen van de vrouw. Elliot keek onwezenlijk toe, zijn gedachten
bij de volgende slag. Tot hij zich te
laat besefte dat het schreeuwen van de vrouw was overgegaan in een gelukzalige
glimlach, toen het bommentapijt van aanstormende vliegtuigen zich boven hun
hoofden opende.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten