die me ongelooflijk deed
terugdenken aan een oude vriendin
het kapsel, het brilletje, de
prachtige tanden
ik was weemoedig, tijd is een
vreemde kameraad
Ik bracht haar aan het lachen
een warme, spontane lach die
klaterde
als de mooiste waterval op stenen
rotsen
haar ogen twinkelden, straalden
als zachte kooltjes
zij was echt als een 20–jaar oude
fata morgana
die zich kristalliseert in de mooiste synthetische diamant
En toch, ik was weer alleen in de
kamer
hoewel de realiteit mijn perceptie
tegensprak
ik was weer waarnemer, laat staan
deelnemer
aan het gesprek, alsof een
verbeterde versie van me overnam
terwijl mijn eigen koude zelf
toekeek achter een doorkijkspiegel
De vervreemding is een vreemde
patriot
het gevoel nooit ergens toe te
behoren
slechts omstaander te zijn in een
oude Griekse tragedie
alsof Sophocles mijn teksten
schreef die ik enkel debiteer
Ik verwijt mezelf teveel te
denken
ware het niet eenvoudiger enkel
te zijn, voor ik besta
te spreken voor ik kan denken, te
praten voor ik onderneem
kan het allemaal niet
eenvoudiger, spontaniteit en natuurlijkheid
boven artificieel geredeneer, is
de eerste gedachte niet vaak de beste,
welklinkender dan het eeuwige
geschaaf en de bijtende correctie
Soms, vaak, altijd ben ik jaloers
op de eenvoud, de volslagen
zelfzekerheid van brutale
geesten, die zichzelf nooit in vraag stellen,
een zelfvertrouwen uitstralend
dat nooit gedragen wordt door daden,
maar in hun hoofd de eeuwige
waarheid is die met hand en tand
wordt verdedigd ter meerdere
glorie van hun persoon, ook al leef
ik honderd jaar, die zekerheid
zal ik nooit bezitten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten