maandag 7 mei 2012

Sonnet 149

Samengebald verdriet bepaalt mijn bezwaard gemoed ongezien vernietigend
likkende vingers van pijn strekken zich uit naar de leefwereld van mijn kleine zus
dromerig staren blauwgrijze vochtige ogen naar een onbekend gezichtspunt
moegestreden drukt ze nog vluchtig mijn ongeschoren kaak met een kus
de wereld is vreemd, hardvochtig en voor zachte wezens soms beangstigend
haar ziel verhardt, de realiteit heeft ook  behoeftes, en ze hervindt haar focus
ik praat aarzelend met haar zoontje over het kleine poesje, mijn geest bemoedigend
ze glimlacht met haar mond maar haar ogen vernauwen niet als een politicus
ik haal de koffie en streel zacht haar haar, gegeneerd duikt ze weg
de vriendschap tussen broer en zus heeft vanzelfsprekend haar grenzen
Daan lacht naar ons met een ongekende wijsheid, vroegrijp als een oorlogskind
ik mompel nog wat ontoereikende afscheidsformules, mijn innerlijk afwezig
ik wens dat haar auto niet zou starten, dat ik haar wat kon houden, blind
staar ik met uitgedoofde ogen naar haar vertrek, tranen verbijtend die plenzen

Sonnet 149

Samengebald verdriet bepaalt mijn bezwaard gemoed ongezien vernietigend








likkende vingers van pijn strekken zich uit naar de leefwereld van mijn kleine zus







dromerig staren blauwgrijze vochtige ogen naar een onbekend gezichtspunt





moegestreden drukt ze nog vluchtig mijn ongeschoren kaak met een kus










de wereld is vreemd, hardvochtig en voor zachte wezens soms beangstigend







haar ziel verhardt, de realiteit heeft ook  behoeftes, en ze hervindt haar focus







ik praat aarzelend met haar zoontje over het kleine poesje, mijn geest bemoedigend







ze glimlacht met haar mond maar haar ogen vernauwen niet als een politicus





ik haal de koffie en streel zacht haar haar, gegeneerd duikt ze weg






de vriendschap tussen broer en zus heeft vanzelfsprekend haar grenzen






Daan lacht naar ons met een ongekende wijsheid, vroegrijp als een oorlogskind






ik mompel nog wat ontoereikende afscheidsformules, mijn innerlijk afwezig



ik wens dat haar auto niet zou starten, dat ik haar wat kon houden, blind




staar ik met uitgedoofde ogen naar haar vertrek, tranen verbijtend die plenzen






Geen opmerkingen:

Een reactie posten