het lot van een armzalige dichter,
gespeend van talent
als ik ’s nachts na het schrijven van
wat verzen
me te slapen leg in mijn koude bed
krijg ik altijd gezelschap van mijn
kater
die dan kruipt in de kom van mijn benen
om me ’s nachts te verwarmen
Maar mijn kater is geen goede bedgezel
hij droomt altijd, wroet en jankt af en
toe
al miauwt hij waarschijnlijk hetzelfde
van mij
mijn kater is ook jaloers
het is slechts met heel wat kabaal
dat hij ruimte maakt voor een bedgezel
mijn kater maakt niet graag plaats
Hij kijkt me ondertussen onderzoekend
aan
is het nog geen tijd om vandaag te
verlaten
ook met dit karamellenvers maak je geen
brokken
morgen wacht een drukke dag
en als je niet meer gaat verdienen, word
ik nog asceet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten