zondag 10 juni 2012

Sonnet 173

Ik had vannacht een aantal dromen, zo diegene die je achteraf reconstrueert
ik droomde vannacht over rechtszaken, waarschijnlijk het fatum afkondigend
maar de belangrijkste was er een waar een man in een café wijs accentueert
hoe zijn verleden eruitziet, wijs met rimpels maar ik herkende mezelf, aanmatigend
gezeten tussen een groep medestanders, niet veel maar de wijze evalueert
verstandig zijn leven, alleen gebleven maar getrouwd met de muze, beangstigend
als je gelooft in het voorspellende karakter van dromen, geëvacueerd
van verdere zorgen, zijn schrijfsels zijn herinnering, aan het debiteren, verkondigend
hoe goed zijn leven wel is geweest tussen het verkeren van diepe dalen en kicks
ik kon de man niet horen praten, je toekomst is onzichtbaar, maar er hing een sfeer
gemoedelijk als in een afscheidsceremonie, goddelijk het verlangen om je einde
te bepalen, Claus achterna, na een vol leven en met de kolder in je kop, goedschiks
te determineren het hoe en waarom zonder je verstandelijkheid haar gesaboteer
dromen in een zucht, die in je handpalm en achterzak passen, het schaalverkleinde


Geen opmerkingen:

Een reactie posten