Langzaam slijt de weemoed door
harten van versteend erosiet
de dagelijkse strijd kerft een trage kier
van melancholie
Gematigd stapt de eenzame wandelaar
zijn ondergang tegemoet
in vaste tred
met een bunzing als metgezel
Hij vreest het noodlot,
de eeuwige herkomstbepaling van de gedetermineerde genetica,
muizig poezelig
wraakt hij de vele rechters
die hem kruisen op zijn noodlottig pad
De ondergang is uitgesleten langs een weg met wilde rozen,
geurend naar een zachte zomer in het gebergte,
knisperend betreden de takken zijn doornige weg,
hij trapt op lijken
en gaat gestaag door,
koppig onderweg,
zonder omzien en oponthoud
de downward spiral gonst door zijn hoofd,
alsof stekelige muzikanten hem vergezellen op zijn tocht.
De doornen slaan hem in het gezicht
gezeten op zwieperige twijgen,
alsof de route zelf hem waarschuwt voor zijn overmoedigheid.
Laat me eeuwig verdwalen zonder angst,
zonder hubris,
zonder zelfbeklag.
De mokerslagen van de bureaucratie vellen hoge bomen,
en een kleine den,
of was het een spar,
een naaldboom weliswaar, zo een met eeuwig groen.
De lusteloze reiziger twijfelt, en herziet zijn stap
voor de schoonheden die hem aanroepen,
gezapig zingend hoor ik hen aan,
de succubi van mijn bestaan,
de banvloek van de generaties,
de ezelsdracht die ik vervloek.
Meedogenloos tikt de klok,
in mijn herinnering,
de metronoom die me drijft,
de stappenteller van mijn verleden,
kan ik nog terugdraaien,
of drijven de geesten me verder
in een richting met wanhoop als don juan.
Wat krijg je in de plaats als je verliest,
wat heb je te herwinnen,
tenzij een zachte stem
die je rustig zegt:
"Zoek niet langer, alles wijst zichzelf wel uit"
Een erg mooi gedicht, Bart. Ook je veelzijdige kennis van muziek is telkens weer een mooie aanvulling, om van de getoonde foto's maar te zwijgen...:)
BeantwoordenVerwijderen