zondag 26 augustus 2012

Intellectuele afgunst

Soms herlees je de klassiekers, Martialis, de Romeinse grapjas





die me als eerste warm maakte voor de dichtkunst,

De erfenisjager


Jij weet dat er op je erfenis gejaagd wordt, en jij weet dat hij die je achternazit hebzuchtig is, en je weet wat hij wil, Marianus. Toch schrijf je in je testament, stommerik, dat hij je erfgenaam is en wil je dat hij in jouw plaats komt, waanzinnige. 'Hij zond toch grote geschenken.' Maar hij zond ze aan een vishaak; en kan een visje de visser liefhebben? Zal hij jouw lot betreuren met echte tranen? Indien je verlangt, Marianus, dat hij zal huilen, geef hem dan niets.'

 Het bezit van Candidus


Candidus, jij hebt landerijen voor jou alleen

en geld voor jou alleen

jij hebt gouden schalen alleen

en jij hebt een gouden servies alleen

je hebt Massische wijn alleen

en Caecubische wijn uit het jaar van Opinius alleen

jij hebt je hart alleen

en alleen je talent.

Alles heb je voor jou alleen

- weet dat je me dit wil ontkennen! -

maar je vrouw, Candidus, die heeft iedereen!

 Paula en Priscus


Jij wil met Priscus trouwen, Paula. Ik ben niet verbaasd: jij hebt een goede smaak. Priscus wil niet met jou trouwen , Paula. Ook hij heeft een goede smaak.

 De Dichter


O Pontilianus, waarom stuur ik mijn boekje (gedichten) niet naar jou? Opdat jij de jouwe niet aan mij zou zenden, o Pontilianus.

 

Aangelengde wijn



Continuis vexata madet vindemia nimbis:

non potes, ut cupias, vendere, copo, merum.

De regen kwam en hield maar aan:

het wijngebied heeft blank gestaan.

Jij, kroegbaas, verkoopt om die reden

de wijn dit jaar niet onversneden.

 

Twee beroepen met dezelfde aanpak



Chirurgus fuerat, nunc est vispillo Diaulus.

Coepit quo poterat clinicus esse modo.

Diaulus was chirurg ooit, maar

ruimt nu lijken, al een jaar.

Met mensen handelt hij toch raar.

Hij legt ze plat, het geeft niet waar:

op de snijbank of de baar.

 

Badgasten



Invitas nullum nisi cum quo, Cotta, lavaris

et dant convivam balnea sola tibi.

Mirabar, quare numquam me, Cotta, vocasses:

iam scio, me nudum displicuisse tibi.

Jij vraagt iemand slechts te eten

als je mét ‘m in bad hebt gezeten.

’t Zijn alleen de baden, vrind,

waar jij steeds je gasten vindt.

Wel blijft het raadsel levensgroot,

waarom je mij nou niet eens noodt.

Ik denk: jij ziet me niet graag bloot.


toch ben ik niet zo vroegrijp als Rimbaud die op zijn









Le Dormeur du Val

C'est un trou de verdure où chante une rivière
Accrochant follement aux herbes des haillons
D'argent; où le soleil, de la montagne fière,
Luit: c'est un petit val qui mousse de rayons.

Un soldat jeune, bouche ouverte, tête nue,
Et la nuque baignant dans le frais cresson bleu,
Dort; il est étendu dans l'herbe, sous la nue,
Pâle dans son lit vert où la lumière pleut.

Les pieds dans les glaïeuls, il dort. Souriant comme
Sourirait un enfant malade, il fait un somme:
Nature, berce-le chaudement: il a froid.

Les parfums ne font pas frissonner sa narine;
Il dort dans le soleil, la main sur sa poitrine
Tranquille.
Il a deux trous rouges au côté droit.

De Slaper in het Dal

Een kuil vol groen waar een rivier door zingt
Die ’t kruid met flarden zilver onbesuisd
Bespat; vanaf het fier gebergte blinkt
De zon: een klein dal dat van stralen bruist.

Een jong soldaat, blootshoofds, met open mond,
De nek in blauwe kers gedompeld, ligt
In openlucht te slapen op de grond,
Bleek in zijn groene bed vol plenzend licht.

Zijn voeten in het lis, zo slaapt hij. Zwakjes
Lachend zoals een ziek kind, soest hij zachtjes:
Natuur, wieg hem vol warmte: kou heeft hij.

De geuren doen zijn neusvleugels niet trillen;
Hij slaapt in de zon, één hand op zijn stille
Borst, rechts twee rode gaten in de zij.

zestiende al schitterde of zo geniaal als Neruda









met zijn verbluffende beschrijvingen en woordkunst

Deze nacht kan ik de meest trieste verzen schrijven.

Schrijven, bijvoorbeeld: “De nacht is vol sterren,
en de sterren zijn blauw en trillen in de verte.”

De nachtelijke wind draait in de hemel en zingt.

Deze nacht kan ik de meest trieste verzen schrijven.
Ik hield van haar, en soms hield ze van mij.

Op nachten als deze hield ik haar in mijn armen,
Ik kuste haar keer op keer onder de eindeloze hemel.

Ze hield van me, en soms hield ik van haar.
Hoe kon men niet houden van die grote stille ogen.

Deze nacht kan ik de meest trieste verzen schrijven.
Denken dat ik haar niet heb. Voelen dat ik haar verloren heb.

De immense nacht te horen, nog immenser zonder haar.
En het vers valt op de ziel and dauw op het gras.

Wat doet het er toe dat mijn liefde haar niet kon houden.
De nacht is vol sterren en ze is niet bij mij.

Dat is alles. In de verte zingt iemand. In de verte.
En mijn ziel is ontevreden haar te hebben verloren.

Als om haar dichter te brengen, is het mijn blik die haar zoekt.
Ook mijn hart zoekt haar, en ze is niet bij me.

Dezelfde nacht maakt de dezelfde bomen wit.
Maar wij, die van toen, zijn niet meer dezelfde.

Ik hou niet meer van haar, dat is zeker, maar hoe heb ik van haar gehouden.
Mijn stem tracht de wind te vinden om haar oor te bereiken.

Van een ander. Ze zal zijn, van een ander. Net als voor mijn kussen.
Haar stem, haar helder lichaam. Haar oneindige ogen.

Ik hou niet meer van haar, dat is zeker, maar misschien hou ik van haar.
De liefde is zo kort, de vergetelheid zo lang.

Want op nachten als deze hield ik haar in mijn armen,
En mijn ziel is ontevreden haar te hebben verloren.

Zelfs al is dit de laatste pijn die ze me doet lijden,
en zijn deze de laatste verzen die ik voor haar schrijf.

Duizenden zijn me voorgegaan met wisselend succes,
het onmiskenbaar gebrek aan talent wordt enkel overtroffen
door de grootsheid van mijn dromen, een situatie zo rampzalig
dat ze volgens De Botton enkel kan leiden tot frustratie,










onvervulde dromen of literair boerenbedrog

 

Ik ben geen zuivere poëet, schrijf eerder proza met een
poëtisch kantje, dus sinds kort waag ik me ook aan proza, zoals
grote voorbeelden, Irvine Welsh, of in Vlaanderen Mennes,










Brusselmans of Verhulst, maar voor het schrijven van proza mis ik







discipline, een blad per dag bedraagt mijn magere productie

De opzet is groots, het stramien bekend, enkel de pagina’s
volgen met een treuzelgang, ik twijfel aan mezelf, hou niet
van het hoofdpersonage, ongelukkig is de man die in zijn eigen
vel zit en dat gezelschap niet verdraagt

Toch blijf ik verder ploeteren, de hoeveelheid van betekenisloze
jobs is overweldigend, al wil ik graag solliciteren voor copywriter,
wat me lijkt aan te sluiten bij mijn literaire aspiraties, met mooi loon,
hopelijk valt een appel uit de kast, voor ik opgeslorpt word door
het banale, uitsluitend heb ik mijn momenten voor en na het werk
om op te wegen tegen de zinledige uren op den bureau

Geen opmerkingen:

Een reactie posten