zaterdag 21 juni 2014

Het zachte geruis van de nachtelijke stilte


Het nachtelijke dansen van het oorsuizende geruis
de paringsdans der muggen
iedereen is uitgeteld, enkel mijn gedachten razen door
in een innerlijke tweestrijd,
een dialoog tussen titanen
ik leg mijn geest het zwijgen op.



Smekend kijk ik naar de klok
voor een nachtelijke toegeving 
een extra uur
maar doorgaans is hij onverbiddelijk, de tijd, Vadertje tijd

Waar is de tijd dat ik luisterde naar het concert van de wind
languit gelegen op het gazon tussen de rododendrons
toen ging de tijd voorbij als was er geen gelijke
al was nuchterheid toen niet mijn deel
waar zijn de rododendrons gebleven
de bescherming van mijn jeugd
weggevaagd in een vreselijke zomer
met treurnis aan het roer
waar is het gras, het groene gras
waar ik languit op lag
waar is de zomer
zijn ze sindsdien nog teruggekomen
waar is mijn onbezorgdheid
mijn mogelijkheid tot verdwalen in de nacht met wisselende partners
tussen pint en aanrecht



Waarom denk ik steeds aan jou
mijn zachte demon
mijn geestelijke slavendrijver
je hebt me ingepalmd tot in mijn verentooi toe
als een pauw benader ik je wezen
in een krankzinnige smuk van ogen

Langzaam ga je door je haar,
ik kijk ademloos toe,
wil de magie niet verbreken
van ranke spitse vingers in een gevecht met de zwaartekracht
en weerbarstige krullen

De nacht herbergt zijn hoogtepunt in de staart der dingen
de climax van de ontkenning
de metafoor der aforismen
maar is een goed aforisme niet te hard voor de kaken van zijn tijd (N. Nietzsche)

Ik bezondig me zonder bezoldiging
ik ga te vergaan
naar verluidt ga ik besluiten
te piekeren over mijn grote piek
maar bedenkt ik mij te denken
met voornamelijk niet mijn voorname delen. 




 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten