maandag 2 juni 2014

Het ravijn

Tegen 120 km/h scheur ik af op een ravijn
diep, donker, bodemloos
met steile wanden, haast kaarsrecht
de sporen van grijpgrage vingers en versleten nagelbedden
tekenen zich af op de wanden.



De wagen, een rode bolide waarvan de remmen het al jaren niet doen,
ik steven af op een fatale crash.
De angst slaat mij om het hart, stressniveaus pieken,
mijn zenuwachtigheid verloopt in adrenaline-opstoten
dalend en rijzend,
mijn haren staan overeind, mijn huid een masker van kippenvel.


 
De zomer zendt haar noodlottige zonnestralen uit,
maar ik blijf koud en kil,
de gieren cirkelen in ovale concentriciteit,
lager en lager over mijn geschaafde hoofd,
zij ruiken bloed.



Dichter en dichter raas ik verder,
zonder maar een mogelijkheid om te stoppen,
wordt dit mijn zwanenzang,
het fatale moment
of word ik weer miraculeus gered,
waar is mijn deus ex machina?



Haast in een religieuze stilte overschrijd ik de afbrokkelende rand,
zonder zichtbare slipsporen,
ik draai tollend om mijn as,
wervelend, zonder kik,
mijn schreeuw is reeds uitgestorven als ik stuiter tegen de wanden,
ik bereid me voor op de misselijkmakende klap,
waar is mijn hoofd, waar is mijn trots,
achtergelaten op de steile rots.


Mijn vriend, wat heb je aangevangen, wat heb je gedaan,
kan je jezelf nog redden in je duizelingwekkende val,
breekt er iemand nog je val?


Langzaam verdwijnen de laatste sporen,
weggevaagd door de omtembare wind,
langzaam vergeet je zijn wezen,
van hem die wou vliegen met vleugels van was.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten