zondag 18 maart 2012

Sonnet 67

Ik ken een meisje, aardig, snoezig, mooi en blond
welgevormd als een Grieks beeld van Helena van Troje
vrolijke frisheid uitademend als de vroege morgenstond
woorden oprakelend als een vermetel internetrijmpje
soms even intens reagerend als vurige lavagrond
een lekkere nasmaak als een Iers slaapmutsje
als ik blij ben haar te horen, spreek ik haar aan terstond
met prutske, chouke of levendig zomerjurkje
soms is zij echter drukbezet en laat zij niets van haar horen,
ik word dan ambetant en neerslachtig als een geslagen
herdershond, die met de staart tussen de benen
zachtjes aan het grommen slaat, zijn tanden smoren
haar zacht geprevelde weerstand in razende jaloezie, en belagen
haar met namen als sletse, ruikend aan onweerstaanbare feromonen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten